De Frankenstein-gitaar!
De meeste elektrische gitaren hebben een drie- of een vijfstandenschakelaar om te kiezen
welke elementen er actief zijn, en daarmee te bepalen wat voor geluid je wilt. Ik dacht
altijd dat het een kwestie was van aan/uit, en dat je dus uit een gitaar met drie
elementen acht verschillende geluiden zou kunnen halen. (Drie elementen, die elk aan of uit
kunnen zijn, geeft 23=8 geluiden. En daarvan is er één zinloos:
alles uit.)
Mijn allereerste gitaar (de Marlin Sidewinder, die helaas spoorloos is verdwenen) had ik
daarom ooit al omgebouwd: in plaats van de vijstandenschakelaar die er oorspronkelijk in zat, had hij drie
schakelaartjes, een voor elk element. Naast de vijf standaard-opties (1, 1-2, 2, 2-3 en 3)
had ik daarmee ook de beschikking over de ontbrekende drie (1-3, 1-2-3, en alles uit).
Nou blijkt het leven toch niet zo simpel te zijn. Toen ik onlangs besloot dat ik toch
ook wel een echte Stratocaster moest hebben, koos ik uiteindelijk eentje die een extra
drukknop in de volumeregelaar heeft. Naast de normale vijf standen kreeg je daarmee nog eens
vijf extra. (Eigenlijk vier, want in één stand heeft de drukknop geen effect.)
Hmmm... Maar hoe komen ze dan aan meer dan zeven zinvolle standen?
Volgens de gebruiksaanwijzing was de grap, dat je met die extra knop ook een element
"in serie" aan kon zetten. En inderdaad: stand 2 met de drukknop uit ("nek- en
midden-element parallel") klinkt echt anders dan stand 1 met de drukknop aan ("nek-element
in serie met midden-element"), ook al gaat het om dezelfde twee elementen.
Enigszins nieuwsgierig geraakt, las ik hier en daar wat artikeltjes over elementen, en
schakelingen, en serie en parallel.
(Kijk vooral hier
.) De laatste keer dat ik zulke dingen ben tegengekomen,
was bij natuurkunde. Op school. Met lampjes en een batterij. Gut, hoe werkte dat ook alweer
allemaal?
Als ik het goed begrepen heb, zit het ongeveer zo:
De elementen bestaan uit magneetjes met een spoel er omheen.
Die magneetjes wekken stroompjes in de spoelen op als de snaren die
er boven hangen, gaan bewegen. Ik zie ze dus maar als een soort
batterijtjes, waarvan de ene kant naar de aarde gaat, en de andere kant
de versterker in.
Normaal gesproken staan die dingen parallel geschakeld, dus van de
aarde naar de beide elementen tegelijk, en aan de voordat de stroom naar
de versterker loopt, komt de boel weer samen.
De minder gebruikelijke manier is in serie: van de aarde naar het
eerste element, dan door naar het tweede element, en dan naar de versterker.
Daar krijg je een voller, dikker geluid van. Het schijnt iets te maken te
hebben met de totale weerstand van het geheel.
Maar het werd nog spannender! Naast de optie serie/parallel bleek er ook nog zoiets te
bestaan als het schakelen van elementen in of uit fase. Kennelijk kan het uitmaken of je
de stroom in de spoel van een element de ene of de andere kant op laat lopen. Als je twee
elementen aan zet, maar de ene loopt van + naar - en de andere van - naar +, dan zou dat
tot gevolg hebben dat een boel trillingen (vooral de lage) tegen elkaar wegvallen, waardoor
je nog maar een heel iel geluid overhoudt.
En met drie elementen begint het flink uit de hand te lopen. Als je het volledig uitzoekt, kom je op 47 essentieel verschillende schakelingen, dus 47 verschillende geluiden!
Ik begon toch wel erg benieuwd te worden hoe dat nou allemaal werkt. Maar om nou zomaar
een soldeerbout in een van mijn elektrische gitaren te zetten, dat ging me een beetje te
ver. Voor dat soort experimenten is het beter om een goedkope knutselgitaar te hebben,
waar je je onbekommerd op kunt uitleven.
(En die je dan bij voorkeur tijdens zwaar onweer weer tot leven probeert te wekken,
waarbij liefst ook nog een assistent met een bochel moet rondhobbelen, die volgens Terry
Pratchett "Yeth, marthter!" zegt...)
De bevlieging begon al weer een beetje over te raken, maar toen stond deze tweedehandse
Aria in een etalage. Voâh wènag. Voor dat bedrag had ik ook een nieuwe Dean
EVO bij Feedback kunnen halen, maar dan moet je weer het halve land door. En deze heeft
twee enkele elementen en een humbucker, en die Dean had twee humbuckers. Dan is dit
vast net iets instructiever. En als klap op de vuurpijl: dit is bijna exact hetzelfde
model als mijn tweede, die ik heb weggedaan ten gunste van de Gibson Nighthawk!
Nouja, dan kan ik hem toch niet laten staan?
Oorspronkelijk had hij een vijfstandenschakelaar, dus voor de standaard-opties (nek,
nek-midden, midden, midden-brug, en brug), en verder zat er in de toonregelaar nog een
trekschakelaar, waarmee je van het brugelement (de humbucker) één van de
twee spoelen uit kon zetten.
Hij had dus van zichzelf al zeven verschillende geluiden. (Aangezien de trekschakelaar
alleen het brugelement beïnvloedt, heeft die schakelaar geen effect in de eerste drie
standen.)
Maar dat is natuurlijk drie keer niks...
Want intussen was ook al duidelijk, dat ik die humbucker net zo goed kan zien als twee
losse elementen, die vlak naast elkaar staan. Eigenlijk heeft hij dus gewoon vier
elementen! En als je dán gaat kijken hoeveel mogelijkheden er zijn, raak je al snel
de tel kwijt...
Het is voor "normaal" gebruik natuurlijk totaal onpraktisch om echt alle mogelijkheden te
willen hebben, maar het hek was nu toch definitief van de dam. Als ik een gitaar heb die alleen
bedoeld is om te kijken wat nou precies het effect is van verschillende schakelingen, dan
moet ik ook alles kunnen maken. Je bent wiskundige of je bent het niet, nietwaar?
Na een uitgebreide operatie waar al met al een paar weken overheen is gegaan, ziet hij
er nu uit zoals hiernaast.
In plaats van de vijf-standenschakelaar en de trekschakelaar in de toonregelaar heb ik
hem een slordige zestien schakelaartjes gegeven:
(De bijbehorende letters verschijnen als je met de muis boven de knoppen gaat hangen)
Hierbij is V de Volumeregelaar, T de Toonregelaar (zonder trekschakelaar!), en A t/m P
doen het volgende:
A, B, C, en D sturen de stroom direct naar respectievelijk het nek-element, het
midden-element en de twee losse helften van de brug-humbucker.
E, F, en G zijn fase-schakelaars. Hiermee kan de fase van respectievelijk het nek-element,
het midden-element, en de ene helft van de brug-humbucker worden omgedraaid.
Tenslotte zitten er boven de fase-schakelaars telkens nog drie schakelaars, om te regelen
wat er na het betreffende element met de stroom gebeurt. De schakelaars H, I, en J boven
E zorgen ervoor dat de stroom vanuit het nek-element wordt doorgestuurd naar respectievelijk
het midden-element, en/of de ene helft van de brug-humbucker, en/of de andere helft.
Als deze drie schakelaars allemaal uit staan, komt hij direct op de aarde terecht.
Net zo sturen K, L, en M de stroom door vanuit het midden-element naar het nek-element,
en/of de beide humbucker-helften, en gaan N, O en P vanuit de ene helft van de humbucker
naar het nek-element, het midden-element, en de andere helft van de humbucker.
Je zou misschien nog vier extra schakelaars verwachten (boven schakelaar D) maar die kun
je achterwege laten. De boel kan vanwege symmetrie-overwegingen namelijk altijd zo worden
omgezet, dat één setje van vier schakelaars niet nodig is. Je bent
immers wiskundige of je bent het niet...
Voor de hardware-geïnteresseerden onder ons: de schakelaars A, B, C, D, J, M, en P
zijn enkelpolige tuimelschakelaars (plaatje 1), en de rest zijn dubbelpolige (plaatje 2).
De enkelpolige schakelaars hebben drie pootjes, waarvan het middelste wordt verbonden met
één van de twee buitenste, afhankelijk van de stand van de schakelaar.
De dubbelpolige hebben zes pootjes, en ze gedragen zich eigenlijk als twee enkelpolige
naast elkaar: de twee middelste pootjes worden verbonden met de twee bovenste of met de
twee onderste.
Zoals gezegd: E, F en G zijn de schakelaars waarmee je elementen uit fase kunt zetten.
Ze zorgen er dus voor dat je de stroom in twee richtingen kunt laten lopen. Dat doe je
door een dubbelpolige schakelaar aan het element te zetten, zoals op het plaatje
hiernaast.
De stroom komt de schakelaar in, en gaat (in de ene stand) naar het onderste pootje, naar
de (+) van het element, dan vanuit de (-) van het element weer terug naar de schakelaar,
en weer naar buiten. Als je de schakelaar omzet, gaat de stroom eerst naar het bovenste
pootje, steekt schuin over naar het andere onderste pootje, gaat nu bij (-) het element
in, komt er bij (+) weer uit, en gaat via het ene onderste en het andere bovenste pootje
weer naar buiten...
Dan hebben we bij elk element nog de drie schakelaars die bepalen wat er met het signaal
gebeurt nadat het een element heeft verlaten.
Deze drie (twee dubbelpolige en een enkelpolige) zitten aan elkaar vast zoals hiernaast
aangegeven. Het signaal komt uit het eerste element, en kan door de schakelaars worden
doorgestuurd naar respectievelijk het tweede, het derde, en het vierde element. Of twee
van de drie. Of alledrie. Pas als alle drie de schakelaars uit staan, komt de stroom direct
op de aarde terecht.
(Je moet natuurlijk wel in de gaten houden welke cijfers in welk geval bij welke elementen
horen: Als element 1 het nek-element is, is element 2 het midden-element, en zijn 3 en 4 de
twee helften van de brug-humbucker. Als element 1 het midden-element is, is element 2 de
nek, en zijn 3 en 4 weer de beide helften van de humbucker. En als element 1 de ene helft
van de brug is, is element 2 de nek, element 3 het midden, en element 4 de andere helft
van de humbucker.)
En zo ziet het slagveld er uit...
Met zestien schakelaars heb je een totaal aantal mogelijke standen van 216
= 65536, maar het moge duidelijk zijn dat die lang niet allemaal tot zinnige, verschillende
geluiden leiden. Zo lang schakelaars A, B, C en D allemaal uit staan, kun je met de overige
twaalf doen wat je wilt, maar er zal geen geluid uit de gitaar komen. Verder maakt het voor
het geluid ook niet uit of je bijvoorbeeld van twee elementen de ene of de andere uit fase
zet.
En als je twee elementen in serie schakelt, in welke volgorde je dat doet.
Kortom: bovengenoemde 65536 is een hele grove bovengrens aan het totaal aantal geluiden
dat je daadwerkelijk uit deze gitaar kunt halen.
Dat neemt niet weg dat ik het uiteindelijke aantal wel vrij indrukwekkend vond. Ik weet
niet of ik ze ooit allemaal ga uitproberen.
Want ik heb het toch maar eens helemaal netjes uitgeschreven. (Je bent immers... nouja...)
En voor wie het weten wil: hieronder staan ze.
1.1: Enkel |
__1__ |
2.1: Serie |
__1__2__ |
2.2: Parallel |
__1__ __/ \__ \__2__/ |
3.1: 2.1 in serie met de derde |
__1__2__3__ |
||
3.2: 2.1 parallel met de derde (alle permutaties) |
__2__3__ __/ \__ \___1____/ |
__1__3__ __/ \__ \___2____/ |
__1__2__ __/ \__ \___3____/ |
3.3: 2.2 in serie met de derde (alle permutaties) |
__2__ __1__/ \__ \__3__/ |
__1__ __2__/ \__ \__3__/ |
__1__ __3__/ \__ \__2__/ |
3.4: 2.2 parallel met de derde |
__1__ __/__2__\__ \__3__/ |
4.1: 3.1 in serie met de vierde |
__1__2__3__4__ |
||
4.2: 3.1 parallel met de vierde (alle permutaties) |
__2__3__4__ __/ \__ \_____1_____/ |
__1__3__4__ __/ \__ \_____2_____/ |
|
__1__2__4__ __/ \__ \_____3_____/ |
__1__2__3__ __/ \__ \_____4_____/ |
||
4.3: 3.2 in serie met de vierde (alle permutaties) |
__2__3__ __1__/ \__ \___4____/ |
__2__4__ __1__/ \__ \___3____/ |
__3__4__ __1__/ \__ \___2____/ |
__1__3__ __2__/ \__ \___4____/ |
__1__4__ __2__/ \__ \___3____/ |
__3__4__ __2__/ \__ \___1____/ |
|
__1__2__ __3__/ \__ \___4____/ |
__2__4__ __3__/ \__ \___1____/ |
__1__4__ __3__/ \__ \___2____/ |
|
__2__3__ __4__/ \__ \___1____/ |
__2__1__ __4__/ \__ \___3____/ |
__3__1__ __4__/ \__ \___2____/ |
|
4.4: 3.2 parallel met de vierde (alle permutaties) |
__1___ __/_2__3_\__ \__4___/ |
__1___ __/_2__4_\__ \__3___/ |
__1___ __/_3__4_\__ \__2___/ |
__2___ __/_1__3_\__ \__4___/ |
__2___ __/_1__4_\__ \__3___/ |
__3___ __/_1__2_\__ \__4___/ |
|
4.5: 3.3 in serie met de vierde (alle permutaties) |
__3__ __1__2__/ \__ \__4__/ |
__2__ __1__3__/ \__ \__4__/ |
__2__ __1__4__/ \__ \__3__/ |
__1__ __2__3__/ \__ \__4__/ |
__1__ __2__4__/ \__ \__3__/ |
__1__ __3__4__/ \__ \__2__/ |
|
4.6: 3.3 parallel met de vierde (alle permutaties) |
__2__ __1__/__3__\__ \____4____/ |
__1__ __2__/__3__\__ \____4____/ |
__1__ __3__/__2__\__ \____4____/ |
__2__ __1__/__4__\__ \____3____/ |
__1__ __2__/__4__\__ \____3____/ |
__1__ __4__/__2__\__ \____3____/ |
|
__3__ __1__/__4__\__ \____2____/ |
__1__ __3__/__4__\__ \____2____/ |
__1__ __4__/__3__\__ \____2____/ |
|
__2__ __3__/__4__\__ \____1____/ |
__3__ __2__/__4__\__ \____1____/ |
__3__ __4__/__2__\__ \____1____/ |
|
4.7: 3.4 in serie met de vierde (alle permutaties) |
__2__ __1__/__3__\__ \__4__/ |
__1__ __2__/__3__\__ \__4__/ |
|
__1__ __3__/__2__\__ \__4__/ |
__1__ __4__/__2__\__ \__3__/ |
||
4.8: 3.4 parallel met de vierde |
___1___ __/___2___\__ \___3___/ \__4__/ |
4.9: 2 om 2 (alle permutaties) |
__1__2__ __/ \__ \__3__4__/ |
__1__3__ __/ \__ \__2__4__/ |
__1__4__ __/ \__ \__2__3__/ |
En dan heb je theoretisch ook nog de mogelijkheid van twee elementen parallel, in serie met de andere twee parallel:
4.10: 2 om 2 (andersom) (alle permutaties) |
_1_ _2_ __/ \_/ \__ \_3_/ \_4_/ |
_1_ _3_ __/ \_/ \__ \_2_/ \_4_/ |
_1_ _4_ __/ \_/ \__ \_2_/ \_3_/ |
Maar dat blijkt in de praktijk precies dezelfde geluiden op te leveren als de eerste 2-om-2-schakelingen.
En daarmee komt het totaal aantal verschillende mogelijkheden op: 4 + 24 + 128 + 392 = 548!